[ivory-search id="106" title="Custom Search Form"]

Verloren vaders

23 juni 2020
Auteur(s): Paul Kloosterboer

Aan de oeroude wetten van het leven kan geen sociaal systeem zich onttrekken, noch families, noch organisaties. Insluiten van het verleden verbindt met het heden en de toekomst. Hoe een onverwachte email van een onbekende het verhaal van vijf generaties in mijn familie verbindt.

In 1939 keert mijn opa, na een vakantie in Holland, alleen terug naar Indië omdat hij nog slechts één jaar heeft te gaan tot hij zijn tropenpensioen heeft verdiend. Mijn oma blijft in hier met de drie kinderen: mijn vader en zijn twee zussen. Mijn vader is al in 1934, 11 jaar oud, naar Holland gestuurd voor zijn middelbare schoolopleiding en heeft sindsdien zijn ouders niet gezien. Hij zat die jaren bij een zeer strenge alleenstaande tante in huis.

Als WOII bij ons uitbreekt, begint het even later ook op Java te gisten. De werkgever van mijn opa vraagt hem langer te blijven. Men kan geen vervanging sturen en terugkeren gaat ook niet. Intussen worden de invasieplannen van de Japanners steeds duidelijker en veel Indonesiërs denken dat zij hen komen bevrijden. De ondernemingen krijgen vanuit Holland instructie zich te bewapenen om zich te weren tegen de toenemende aanvallen van de inheemse bevolking. Op een nacht – de Japanners zijn net aanwezig op Java, maar hebben nog niet alles in handen – vliegen Engelse vliegtuigen over de onderneming waar mijn opa werkt. Om hen te helpen gidsen steekt een medewerker een vuur aan. De hele steenkolenvoorraad van de fabriek vat echter vlam en de onderneming brandt af. Paniek, het zal niet lang duren of de Kem Peh Tai, de beruchte Japanse ordedienst, komt erop af. De wapens moeten weg en mijn opa trekt met een klein konvooi naar een nabijgelegen kratermeer om ze te dumpen. Bij zijn terugkeer wordt hij gegrepen, zeer hardhandig verhoord en veroordeeld tot 8 jaar wegens ‘wapensmokkel’. Na drie jaar in Japanse kampen en gevangenissen overlijdt hij enkele weken voor het einde van de Japanse bezetting op Java aan de gevolgen van alle martelingen. Mijn vader heeft hem dan vanaf zijn 11e levensjaar nog maar eenmaal gezien, op die vakantie in 1939. Tijdens de jeugd van mijn vader in Indië woont zijn vaders vader in Sint Pancras in Noord Holland. Deze overlijdt jong, dus mijn vader heeft deze opa helemaal nooit gekend. 

Mijn vader was thuis een wat afwezige vader. Hij hield van ons, maar wist niet zo goed wat het was om een vader te zijn. Op een bepaalde manier kun je zelfs zeggen dat mannenland hem vreemd was. Bovendien torste hij een geschiedenis mee waar hij ons niet mee heeft willen belasten.  Mijn moeder had ‘de broek aan’ thuis en haast alle communicatie met mijn ouders verliep via haar. Zo heb ik ook zelf nooit zo goed geweten wat een vader is en doet.  Toen twintig jaar geleden Joke, mijn vrouw, overleed moest ik dat dus maar gauw zien uit te vinden voor onze twee koters. Ik heb mijn best gedaan, maar heb daar absoluut steken in laten vallen. Als ik hen zie klussen met hun littekens en thema’s trek ik me dat aan.

Twee weken geleden krijg ik een email van een onbekende vrouw met daarin fotokopieën van twee identiteitsbewijzen van mijn opa. Haar opa, die de oorlog heeft overleefd, blijkt een collega van de mijne te zijn geweest. Ze zijn samen gearresteerd en mijn opa heeft kennelijk die papieren bij hem in bewaring gegeven. Via een lang telefoongesprek komen vele antwoorden boven water op vragen die 75 jaar lang met mijn vader en ons zijn meegereisd. Mijn vader leeft niet meer, maar ik doe gisteren mijn verhaal door de telefoon aan mijn moeder van 91. Ik eindig dat ik bij haar in het verzorgingshuis een reünie voor familieleden wil organiseren met het hele verhaal, inclusief de foto’s van mijn Indonesiëreis drie jaar geleden, in de voetsporen van mijn vader en opa. Als ik dan zeg dat ik wil afsluiten met een Indische rijsttafel begin ik onbedaarlijk te huilen. Even komt alles bij elkaar. Dichterbij mijn vader ben ik in mijn leven niet vaak geweest.

Paul Kloosterboer