[ivory-search id="106" title="Custom Search Form"]

Ruwe data

8 april 2024
Auteur(s): Marijke Spanjersberg

Wat doe je als je geconfronteerd wordt met een probleem waarvan je niet weet hoe je het moet aanpakken? Je kunt op zoek gaan naar de kern van het probleem. Om vanuit de kern of de oorzaak naar oplossingen te gaan zoeken. Je kunt ook denken: problemen hebben geen kern, het zijn veelkoppige monsters. Monsters waarvan je de oorzaken misschien nog wel kent, maar waarbij die kennis geen richtingwijzer is voor het vinden van oplossingen. Maar als problemen geen kern hebben en er geen eenvoudige relatie te vinden is tussen oorzaak en oplossing, wat doe je dan?

Neem zoiets schrijnend ingewikkelds als een eetstoornis. Wat doe je als kinderarts als je jonge patiënt met een grote capuchon op naar de vloer kijkt en al je vragen beantwoordt met ‘mwah’? En als haar moeder stilaan het gesprek van haar dochter overneemt en subtiel laat weten dat ze het niet helemaal eens is met het plan van de dokter?

Onlangs mocht ik op uitnodiging van kinderarts Gerwin Rodenburg en Thomas Jaarsma, deskundige op het gebied van leren en ontwikkelen, meedoen met een bijzondere zoektocht naar antwoorden op dit soort spreekkamervragen. Acht kinderartsen hadden, uiteraard met toestemming van betrokkenen, een gesprek in hun spreekkamer gefilmd. Daar mochten anderen naar kijken, collega’s, maar ook mensen met een heel andere kijkbagage. Zo viel het een hotellier op dat patiënten en hun ouders soms hun jas aanhielden in de spreekkamer. Als om de vluchtigheid van hun bezoek te benadrukken. Ondenkbaar in de wereld van de hotellier, waarin vrijwel elke ontmoeting  begint met: ‘zal ik uw jas even aannemen?’ Fascinerend: het was mij in het geheel niet opgevallen! Ik zag weer anderen dingen. Bijvoorbeeld dat er tussen de dokter en de patiënt geen overeenstemming leek te zijn over de aard van hun onderlinge relatie. De dokter ging uit van een helpersrelatie, de patiënt leek een onderhandelingsrelatie te prefereren. En een gebrek aan overeenstemming over de aard van de relatie verstrikt betrokkenen vroeg of laat in een subtiel machtsconflict over de vraag wie er wat dit betreft gelijk heeft.

Hoe zie je wat je niet ziet? Meervoudig kijken is een bekende manier om dichter bij het ongeziene te komen. Het is in ons werk redelijk gangbaar, maar we doen het vaak op bewerkte data (verhalen, cijfers, rapporten), zonder onszelf te filmen en zonder disciplines met heel andere kijkrichtingen met ons mee te laten kijken.

Even een gedachtenexperiment. Stel dat ik de bijeenkomst die ik morgen ga begeleiden met een MT waarin een conflict speelt zou filmen. Natuurlijk met toestemming van alle betrokkenen. Dat wordt met recht een film met ruwe data. En stel dat ik dan een groepje collega’s en enkele mensen met een heel andere expertblik zou vragen om die beelden te bekijken met de volgende vragen in het achterhoofd:

  1. wat valt je op?
  2. wat herken je in je eigen werk?
  3. welk repertoire zet jij dan in?

Kinderartsen nodigen een sjamaan, een architect en een fietsenmaker uit en zijn verrast door de rijkdom aan perspectieven die dit oplevert. Wie zou ik uitnodigen om mee te kijken? Onze beroepsgroep is vrij multidisciplinair van aard en we maken al gebruik van de blik van de filosoof (socratische dialogen), de therapeut (persoonlijke ontwikkeling), de econoom (kosten-batenanalyses) en de bioloog (levensvatbare werksystemen), om er maar een paar te noemen. Maar er is natuurlijk meer mogelijk. Ik zou bijvoorbeeld een componist kunnen uitnodigen om te luisteren hoe ik inspeel op harmonie en disharmonie, ritme, herhaling en variatie. Of een rechter die mijn oordeelsvorming weegt in het licht van de spelregels die zijn afgesproken. Of een politicus die kijkt hoe ik tracht te jongleren met macht, onmacht en de idealen in de groep. Of een dichter die de verbeeldingskracht van mijn woorden aftast. Zij gaan ongetwijfeld dingen horen en zien die ik niet heb gezien. En zij beschikken over repertoire dat mij uitdaagt en aan het denken zet. En ja, ik zou zeker een van de kinderartsen van het experiment vragen om mee te doen. Om van hen te leren hoe ruwe data via de blik van de ander wat minder ruw kunnen worden.