[ivory-search id="106" title="Custom Search Form"]

De lat is een cirkel

15 december 2020
Auteur(s): Marijke Spanjersberg

Innovatie in coronatijd, hoe doen wij dat als helpers vanaf de zijlijn, levend van gesprekken met mensen in zaaltjes, handig improviserend op wat er in de lucht hangt? Ik heb het idee dat ik zo ongeveer de helft van mijn repertoire kwijt ben. Het werk is ook veel minder leuk. Er kan minder en er mislukt meer, alle dappere opgewektheid over inspirerende, interactieve en uitdagende online sessies ten spijt.

Ik begeleid al een tijdje een intervisiegroep en ook bij hen ontspon zich een discussie over een online bijeenkomst. Een deelnemer haakte af bij die gedachte, de rest had veel behoefte elkaar te zien en te spreken: ‘dit kunnen wij heus wel, we zijn er toch zelf bij?’ En ik dacht: wat is ‘dit’ en ‘er’ dan? En dus schreef ik hen een brief:

Beste mensen,
Op basis van de reacties tot nu toe hebben de meesten van jullie een voorkeur voor een verkorte bijeenkomst in een online variant. Ik wil die wens natuurlijk niet frustreren. Maar hoe gaan we dit op een goede manier doen? En vooral: wat is ons idee van ‘goed’ in een on line variant? 

In het persoonlijke contact hebben we met elkaar werkende weg een gezamenlijke work around gevonden met een stilzwijgende set aan spelregels en kwaliteitscriteria die niet zo maar een op een op een online versie te plakken zijn. Dit is mijn puzzel, die zich overigens in uitvergrote vorm voordoet bij al mijn opdrachtgevers. Want we weten nog niet zo goed wat we missen als we van fysiek naar on line gaan en bovendien mist de een daarin meer dan de ander. We gebruiken woorden als ‘gemis van echt contact’, ‘gemis van interactie’, ‘gemis van wederkerigheid’, ‘gemis aan diepgang en kwaliteit’, maar wat betekent dat nou eigenlijk? Dat het uitputtend is voelen we allemaal, maar zou dat misschien komen doordat we nog geen nieuwe lat hebben ontwikkeld over wat er wel en niet mogelijk is? Of dat we stiekem hopen dat we de lat niet naar beneden hoeven bij te stellen? Lopen het wenselijke en het mogelijke in deze online wereld misschien toch op een verraderlijke manier door elkaar, waardoor we, ondanks onze behoedzaamheid, verstrikt raken in de illusie van maakbaarheid? 

Dit alles houdt mij bezig, ook omdat het iets moois heeft: die veerkracht en bereidheid om het ondanks alles toch vol te houden met elkaar. Ik deel dit met jullie omdat ik taal wil geven aan de dilemma’s die ook in deze groep onvermijdelijk aanwezig zijn. Als we zelf in de fix-modus komen betalen we een nog onbekende prijs. Een van jullie vroeg of ik het zie zitten en eerlijk gezegd heb ik geen idee. Precies vanwege het vermoeden van verstrikking dat ik hierboven heb geschetst. 

Systeemdenkers denken na over de grenzen waarbinnen een systeem vitaal kan blijven opereren. Als de context verandert, verandert alles in het systeem. Ons adaptief vermogen is groot, maar niet onbegrensd. Zijn we onze sociale systemen aan het voeden of aan het uitputten met wat we doen? Ik weet het niet. Ik beschouw dit proces waar we nu in zitten als het omgaan met complexiteit: er zijn veel nieuwe variabelen en er is veel dat we niet weten. 

Wat betekent dit voor de praktische vraag die nu voorligt? Dat ik bereid ben om samen met jullie het online experiment aan te gaan, maar dat ik eerst wil proberen om een nieuwe common ground te maken aan de hand van vragen zoals deze:

– het wenselijke: waar hoop je op? Waar zou je blij mee zijn?

– de inschatting van de context: wat denk je dat je inlevert ten opzichte van een fysieke ontmoeting?

– het mogelijke: wat denk je dat haalbaar is?

– de ondergrens: wat mag er wat jou betreft niet gebeuren? 

– de persoonlijke afweging: is wat je inschat als haalbaar goed genoeg voor jou?

Aan de start van de online intervisiebijeenkomst werden in antwoord op deze vragen vooral aardige, drempelverlagende woorden gewisseld: ‘het is al fijn om elkaar toch zo even te spreken’, ‘er hoeft eigenlijk niks’, etc. Kortom: de lat lag laag en we gingen van start.

Aan het einde van de bijeenkomst vroeg ik hoe iedereen het had beleefd. En opeens wist iedereen precies wat er niet was geweest: de snelle grap, de dwarse opmerking, de momenten van stilte, de tussendoor gesprekjes bij de koffie, de autorit met de klassieke muziekzender aan, kunnen zien welke maffe schoenen Johan nu weer aan had, het gevoel dat je samen een mooie doorgaande conversatie aan het bouwen bent … 

Twee weken later was de terugblik nog duidelijker: ‘Het was te aangeharkt. Laten we het niet meer zo doen’. 

Dit was enorm leerzaam. Het begon met de gezamenlijke vaststelling dat er in de online wereld nog geen helder beeld is over het mogelijke in relatie tot het wenselijke. Vervolgens leken we aan de voorkant met ons cognitieve geredeneer heel gemakkelijk in staat om onze verwachtingen naar beneden toe bij te stellen (‘geen probleem, alles is fijn’). Totdat de ervaring zelf en vooral de afdronk daarna hun werk deden. Pas toen werd duidelijk hoeveel hoop en verwachting er toch nog in de impliciete meetlat verscholen lagen. Kierkegaard zei het al: ‘het leven wordt voorwaarts geleefd, maar achterwaarts begrepen’. Hoe aangeharkt en lineair het online werken ook is, het is een geruststellende gedachte dat de lat waaraan wij ons afmeten nog steeds een cirkel is. Met dank aan de intervisiegroep die bereid was om de hele cirkel te doorlopen.

Marijke Spanjersberg